In mijn vorige post heb ik behoorlijk mijn hart gelucht en geklaagd over de erbarmelijke staat van ons onderwijs. Omdat ik van mening ben dat klagen altijd gepaard moet gaan met oplossingen schrijf ik in deze post over mogelijk manieren om het onderwijs te verbeteren.
Kwaliteit van de opleidingen
Allereerst moet de kwaliteit van de pabo’s flink omhoog! Dat betekent dat er meer kennis nodig is over didactiek en pedagogiek. Studenten moeten ver boven de lesstof staan, beschikken over brede algemene kennis en op de hoogte zijn van de actualiteiten. Dat wat er speelt in de wereld dient ook op een dieper niveau begrepen te worden zodat zij in de toekomst elk onderwerp kunnen en durven te bespreken met een klas.
Naast inhoudelijke en didactische kennis over lezen, taal, spelling, rekenen en wereldoriënterende vakken, is het belangrijk om problemen in de ontwikkeling te kunnen signaleren. Daartoe moeten leerkrachten beschikken over voldoende kennis van een normale en afwijkende ontwikkeling van leerlingen. Basiskennis over gedragsproblemen, gedragsstoornissen, leerstoornissen, de werking van de hersenen, motorische ontwikkeling en psychische gezondheid, is daarbij onmisbaar.
Toekomstige leerkrachten zullen ook veel beter voorbereid moeten worden op ingrijpende ervaringen die zij zullen opdoen wanneer er sprake is van vermoedens van mishandeling, verwaarlozing en misbruik (zie mijn post “Ik hou van papa maar hij is niet lief”). Ook daarom is leren signaleren van groot belang.
Nadat een mogelijk probleem is gesignaleerd, moeten er vervolgstappen ondernomen worden. Dat is het moment waarbij communicatieve vaardigheden nodig zijn. Deze vaardigheden zijn overigens ook nodig tijdens het lesgeven en tijdens gesprekken over een normaal verlopende ontwikkeling. Daarom moet er veel energie gestoken worden in leren communiceren met mensen uit alle lagen van de maatschappij. Door middel van soepel verlopende communicatie kan een positieve relatie met leerlingen, ouders, collega’s en buitenschoolse deskundigen ontstaan.
Het is echter niet eenvoudig om deze diversiteit aan kennis en informatie op verschillende niveaus uitsluitend te ontwikkelen op het hbo. Om deze taak met succes te volbrengen, dient het onderwijs aan toekomstige leerkrachten anders ingericht te worden.
Onderwijsopleidingen van mbo tot en met universiteit
Met onze huidige kennis over ontwikkelingsproblemen en -stoornissen, zijn onderwijsassistenten onmisbaar geworden in het onderwijs. Een onderwijsassistent kan de klas begeleiden terwijl de leerkracht met een klein groepje leerlingen dieper ingaat op het ontwikkelen van een bepaalde vaardigheid. Het kan echter ook zo zijn dat de onderwijsassistent met een klein groepje leerlingen bepaalde vaardigheden blijft herhalen, totdat deze zijn geautomatiseerd. Op het mbo kunnen studenten zich ontwikkelen tot volwaardige onderwijsassistenten.
Regelmatig kiezen mbo-studenten ervoor om na het afstuderen een hbo-opleiding te doen. Dat zal moeilijker worden wanneer de kwaliteit van de pabo’s weer op niveau is. De kloof wordt immers groter. Daarom stel ik voor dat studenten ervoor kunnen kiezen om het laatste jaar van het mbo te volgen op een doorstroomniveau naar het hbo, of om na het mbo een schakeljaar te volgen. Dat zou betekenen dat het mogelijk is om de opleiding tot onderwijsassistent op twee niveaus te volgen. Het ene niveau zal opleiden tot een baan als onderwijsassistent. Het andere niveau zal daarnaast een brug vormen naar de pabo.
Op het hbo worden studenten opgeleid tot groepsleerkracht. Daarnaast moeten leerkrachten zich met een hbo+ kunnen ontwikkelen tot taaldeskundige of rekencoördinator. Ook het niveau van de hbo+ opleidingen moet overigens omhoog. Er is daar veel meer diepgang mogelijk. Deze functies kunnen overigens ook uitgevoerd worden door universitair geschoolde leerkrachten. Om op deze wijze tot kwaliteitsverhoging te komen is het noodzakelijk dat er een reëel aantal uren beschikbaar gesteld wordt voor het uitvoeren van dit werk.
Overigens moeten niet alleen de toekomstige specialisten, maar ook schoonmakers, conciërges, onderwijsassistenten, groepsleerkrachten, intern begeleiders en directie meer tijd krijgen om hun werk goed te doen. In de dagelijkse praktijk is de directie bijvoorbeeld uit pure nood ook inzetbaar als invalleerkracht, conciërge, schoonmaker enz. Terwijl de kwaliteit van het onderwijs juist zoveel kan toenemen met een bevlogen directie die tijd heeft om zijn of haar werk goed uit te voeren.
Tenslotte zou ik de functie van intern begeleider of kwaliteitscoördinator vervangen door die van een universitair geschoolde orthopedagoog. Deze zullen dan niet meer ingehuurd hoeven worden en dat scheelt niet alleen in de kosten maar ook in de mate van begeleiding. De orthopedagoog kan direct zien of de geadviseerde interventies goed toegepast worden. Bovendien wordt dan voorkomen dat leerkrachten voorzien worden van praktisch onuitvoerbare adviezen door externen die te ver van de kinderen af staan.
Door het onderwijs anders in te richten ontstaat er meer differentiatie in functieprofielen en de daarbij behorende beloning. Het biedt perspectief op alle lagen om verder te groeien als die ambitie er is.
Kosten besparen
Een onderdeel van het, door de minister gepresenteerde Masterplan, om nog meer deskundigen naar het onderwijs te sturen, is niet alleen onvoldoende maar is op dit punt simpelweg verkeerd. Al die externen nemen flinke happen uit de onderwijsbegroting. De kennis en kunde die deze externe partijen blijkbaar bezitten, die horen simpelweg intern aanwezig te zijn.
Ook kan overwogen worden om het onderwijs niet meer in te delen in stichtingen en samenwerkingsverbanden die alles bepalen, maar om deze taken en verantwoordelijkheden weer aan het ministerie van onderwijs toe te wijzen. De overhead neemt hierdoor af. Dat geld kan beter direct ingezet worden voor goed onderwijs.
De schooldirecteuren kunnen dan weer echt leiding geven aan scholen zoals dit passend is voor de leerlingpopulatie waarmee zij werken. Zij kunnen dan weer zelf beslissingen nemen, zonder eerst te moeten overleggen met de bovenschoolse directie. Het is de moeite waard om te onderzoeken of dit tot kostenbesparingen kan leiden. Elke stichting beschikt op dit moment namelijk over een aanzienlijke groep bovenschoolse werknemers, die niet direct betrokken zijn bij het onderwijs. Nogmaals, onnodige overhead.
En het lerarentekort dan?
Door de kwaliteit van het onderwijs aan toekomstige leraren te verbeteren en hogere eisen te stellen, zal de aantrekkingskracht van het beroep verbeteren. Betere carrièreperspectieven als gevolg van doorgroeimogelijheiden, zullen daar ook een grote bijdrage aan leveren. De grote aanpassingen die ik hier heb voorgesteld, zullen ook leiden tot beter onderwijs. En dat is waar het voor de leerlingen uiteindelijk allemaal om gaat. Misschien dat dan ook de vele buitenschoolse deskundigen er voor zullen kiezen om voortaan direct binnen het onderwijs te werken? Zij hebben immers al een grote affiniteit met dit beroep.
Vernieuwingen
Het onderwijs moet per direct stoppen met het volgen van rages. Vernieuwen om het vernieuwen, leidt tot armoedig onderwijs. Voorbeelden hiervan heb ik genoemd in mijn vorige post. Ik stel voor dat wij behouden wat werkt én alleen vernieuwingen doorvoeren wanneer dit wetenschappelijk goed onderbouwd is. Tevens zou het ouderwetse adagium ‘behoud dat wat goed is en verbeter alleen wat nog niet zo goed is’, het onderwijs veel zogenaamde ‘verbeteringen’ besparen.
Het onderwijs zou ook aantrekkelijker worden als de administratieve last niet om de zoveel jaar groter wordt. En laten we eerlijk zijn, veel van de administratieve taken hebben als doel om de leerkracht en de school te controleren. Het vertrouwen in de kennis en kunde van de leerkracht moet zodanig zijn dat de behoefte aan controle verdwijnt. Hierdoor zal een deel van de last al worden verlicht.
Referenties
Speel het lerarentekort en het kennistekort niet tegen elkaar uit (A. Truijens in De Volkskrant, column van 22-11-2022)
Een voorzet voor Masterplan basisvaardigheden (www.didactiefonline.nl)
tets